De constitutie van mijn huid wisselt de laatste dagen net zoals het weer. Was ik eerst trots op mijn gladde gezicht, nu is het bedekt met velletjes.

Beschaamd geef ik mijn vriend een kus voor hij naar zijn werk gaat, waarna ik mijn gezicht te lijf ga met diverse scrub-artikelen. Met tranen in de ogen sta ik er naar te kijken: rood door het scrubben, nog een paar losse velletjes, bloedende wondjes. En vooral: met heel veel schaamte.

Laag zalf

Nadat ik gearriveerd ben op mijn werk – mijn gezicht nog een keer voorzien van een laag zalf die niet te dik mag zijn want dan ben ik wéér een glimpoppetje – verlaat ik de auto. Terwijl ik schuchter over het terrein beweeg naar de plaats van bestemming, kom ik mensen tegen die mij vriendelijk gedag zeggen en hun pad vervolgen. Met mijn hoofd omlaag zeg ik ze vriendelijk gedag en loop gauw door.

Schaamte

Om mij heen zie ik vragende gezichten, moeilijk kijkende mensen die mij aanstaren. Terwijl ik in mijn hoofd het oordeel vel dat ze mijn schilferige gezicht aanschouwen en verafschuwen, probeer ik blikken te vermijden en ‘mijn ding’ te doen. Ik voel me bekeken, ik voel me vies, onzeker, naakt… maar meest van alles schaam ik me diep. Diep omdat mijn gezicht er zo uit ziet. Wetende dat dát het eerste is wat men ziet. Het eerste waar men over oordeelt. Ik trek me terug en zorg dat ik zo min mogelijk zichtbaar ben.

Velletjes

Elke vijf seconden strijk ik met mijn hand langs mijn gezicht, om te voelen hoe het erbij staat: voel ik nog korstjes of velletjes, is er nog een nieuwe laag zalf nodig? Mijn angst wordt bewaarheid als ik losse velletjes voel. Ik schiet de wc in, op zoek naar een spiegel, tover een tube zalf uit een van mijn zakken en voorzie mijn gezicht van de zoveelste laag van die dag. Als ik alle velletjes er af heb gehaald, alle plekjes weer heb ingesmeerd, verlaat ik vol nieuwe moed de wc.

Liefdevolle woorden

In de pauze trek ik mij gauw terug. Al snel komt er een collega naar mij toe die zich overduidelijk afvraagt wat er aan de hand is? Uit angst raak ik mijn gezicht aan, terwijl zij gelijk vraagt waarom ik dat doe. Met tranen in mijn ogen vertel ik mijn verhaal: het velletjes gevecht. Door mijn tranen heen zie ik op haar gezicht een glimlach vol medeleven ontstaan. Terwijl ik mijn neus snuit, hoor ik de liefdevolle woorden: ‘Maar meisje, we zien helemaal niks! En het maakt ook niks uit, want je bent zo’n mooi mens.’

Stilte.

Zowel deze collega als de andere collega’s bleken helemaal niet naar mijn gezicht te kijken, de velletjes bleken niet eens op te vallen. Alleen mijn gedrag, mijn angsten maakten mij zichtbaar, niet mijn eczeem.

Als eerste op de hoogte

Wil je Laura’s volgende blog niet missen? Volg ons dan op Facebook.

GZNL.GZ.18.09.0257a